Voor de leerkracht:
Hoe kan je zien in onze klas hoe divers wij zijn?
- Waar zijn wij in de klas verschillend in, bijvoorbeeld kleur haar of gender (jongen of meisje of nog anders) of dik/dun, kind/ volwassen, klein/groot… nog anders? Hoe zijn we nu anders en toch allemaal gelijk ?
- Met een paar simpele vragen kun je de leerlingen ‘sorteren’ en uitkomen bij één enkele leerling die dan ‘uniek’ is. Wèl een paar keer herhalen, zodat niet één enkele leerling afgezonderd raakt.
Bijvoorbeeld:
- Wie zijn hier de jongens in de klas? (de helft van de leerlingen steekt de hand op)
- Wie van de jongens zit op voetbal? (dat zijn er al minder)
- Wie van die jongens is keeper? (misschien nog maar één)
Of:
- Wie zijn hier de meisjes in de klas?
- enzovoort
- We zijn er al achter gekomen dat we allemaal verschillend van elkaar zijn, want we hebben een vorige keer ‘Wie ben ik en wie ben jij’ besproken.
- Soms kan het een begin zijn om te vragen: wie wil vertellen uit wie het gezin bestaat met wie je samenwoont? Wie heeft er een vader en een moeder (of misschien één van beiden) of misschien twee vaders of twee moeders. Broers, zusjes, kat, hond of ander huisdier? Of waar willen je nu een ‘gesprek’ over hebben?